Het moet nog ergens liggen (2016)

Het moet nog ergens liggen (2016)

NEST

Een klein geluk was uit zijn nest gevallen
het piepte nog, het paste in één hand
ik gaf het brood en water, mondjesmaat

en allen wisten beter wat ik moest
alleen iets geven als het erom vroeg
en elke morgen even ermee praten

het scharrelde wat op een oude krant
water genoeg, en brood – voor zoiets kleins
leek het van dichtbij veel te groot.

*

Ik sta in een kamer, ontbijt inbegrepen
het raam biedt me uitkijk op hekken
als strepen, een kleerkast zwaait open
ik zie een bejaarde, ze vraagt zijn ze weg?
Ik vraag wie zijn weg en ze zegt mijn
rivalen, ze kwamen me halen, ik was
toen nog jong. Ze kent deze kast met
nog kleren van dames en heren die
zelf niet meer leven. Ik zeg kom de kast
uit, ik breng u wel even, waarheen
u maar wilt. Ik moet haar vertellen
wat waard is te willen, misschien nog
de zee zien of op een terras met een glas
naar de anderen staren die zoeken
naar kleren die nieuw zijn en passen
of nog een massage met oliën, handen
die weten hoe alles vanbinnen.
Ze weet niet meer goed van beginnen.
Mijn lijf raakt bekneld in haar takken
van armen, ik voel broze botten
ze zakt op de vloer en is dood
maar blijft kijken. Ik sta voor het
raam, zie de hekken als strepen
voor wijken te sterk.