Poëzie

Dichter Der Nederlanden (DDN)

Gedichten

ERBARM U

geachte bedachte
zie ons aan
welgeschapen schapen dat we er zijn
met hier en daar een constructiefout
zoals harten van waaibomenhout
en knieën van dikke vla
zie ons in onze gepimpte staat
dagelijks aangetast door propaganda
voor onverwoestbare bouwvalligheden
voor onmisbaar heerlijke vergiften
zie ons aan in ons geploeter
onder onze modekapsels
zie ons onszelf vastleggen, vastpinnen
zie ons houvast zoeken met selfies
selfies met een stok, o onvindbare

erbarm u

zie ons onze gedachten inrichten
met scheve meubels in schreeuwende kleuren
en hier en daar een ikea-lampje
zie hoe wij gissen en ons vergissen
hoor ons smachten naar wat we niet bezitten
zie ons bezitten waar we niet meer naar smachten
zie ons tergende trachten
zie ons ons best doen om te excelleren
want laat de excellerenden tot ons komen
en verhindert ze niet
zie ons almaar een draagvlak implementeren
voor het optimaliseren van ons commitment
voor een win-winsituatie
zie onze door vreemden geweven kleren
met wasvoorschriften, o onbeschrijflijke

erbarm u

zie ons eten en drinken en
verzadigd zijn en moeten afslanken
opdat anderen nog beter
langs ons heen kunnen kijken
zie ons verslijten
zie dode machtigen besnord op hun sokkel staan
ondergescheten door de duiven
zie ons elke dag op de hoogte zijn
van gevallenen, verdronkenen, weggewaaiden
schud aan het denken-dat-wie-anders-denken-
dan-ze-volgens-dat-denken-zouden-moeten-denken-
moeten-denken-volgens-dat-denken
morrel onze marmeren gedachten los
kietel ons ijzeren gelijk
bescherm ons met uw schaterlach

erbarm u

ontferm u in het bijzonder over de nevelpanter
het gouden leeuwaapje en de breedsnuithalfmaki
keer hun lot met uw vermetele moed
en o, het gaat ook helemaal niet goed
met de coniferen en met d.c. te a.
die, kind noch kraai, gevonden werd
tussen verrotte aardappels en maden
in de laden van zijn keukenkast
zie de overwoekerden
die niet genoeg hebben aan
allesmix, revitaliseercrème
revolutionaire grasmaaiers
en levendige geuren voor hem en haar
bewaar ons in onze ondermaanse waan
als een merkwaardige verzameling

laat ons zingen
laat ons zwabberen met de benen
wapperen met de armen
wiebelen met de heupen
de rijen zijn lang
de paniek slaat toe
maar er zijn lekkere hapjes

 

 

 

 

LIJMEN

Ik had drie beestjes,
drie beestjes van steen.
Een vogeltje
Een veulentje.
Een varkentje.

Ze zijn gevallen.
Ze braken stuk.
Ik heb ze gelijmd.
‘t Is bijna gelukt.

Ik heb drie beestjes,
drie beestjes van steen.
Een volentje.
Een veukentje.
Een vargeltje.

(fragmenten uit het lange gedicht  ‘Levenslust’)

een nummer getrokken, de beurt
af staan wachten, geen logische volgorde
in wie er mag – een plek zoeken op
een vergietmazig bankje en denken aan
hoe bij márquez op een vrachtboot al
heen en weer varend twee levenslang
blijvend elkaar niet vergetenden voor
hun dood toch nog hun natte gevlekte
gerimpelde geurende levend zijn
streelden en alles het deed

()

de hand die ooit schrijven kon
brieven met lussen als lasso’s met
zingende klinkers, nu geel aan
de randen de kussen verdorden
de zinnen staan opengevouwen te
hopen nog klanken te vinden en
klanken muziek, muziek hout en koper
het hout van de stammen het koper
uit aarde ontgonnen om wat ooit
begon met een wens iets te worden

()

je zult een beginner zijn tot aan
het einde, passeert wie gearriveerd
lijken, gesetteld geboren, zwaait in
het voorbijgaan: dag zit het daar fijn?
je buigt voor wie doodgingen (armen
en benen en monden en ogen, ze
hadden bij leven zo prachtig bewogen)
wie nabestaat na wie bestond blijft in
wachtrijen, oor aan mobieltje
you will never leave me oh horen

()